De Amsterdamse afdeling van de Partij voor de Dieren (PvdD) heeft een concept Algemene Plaatselijke Verordening (APV) opgesteld voor de introductie van een Ja|Ja-sticker ter vervanging van de Nee|Nee- en Nee|Ja-sticker. De bedoeling van de PvdD is dat bewoners met de nieuwe sticker expliciet aangeven brievenbusreclame te willen ontvangen. Brievenbusreclame is volgens de PvdD verspilling van grondstoffen, levert (zwerf)afval op en zou ook een negatieve klimaatimpact tot gevolg hebben. Met de introductie van een Ja|Ja-sticker wil de PvdD het gebruik van digitale hulpmiddelen om reclamefolders te lezen stimuleren. Dat zou wel goed zijn voor het milieu. Met de Ja|Ja-sticker wordt een opt in-systeem voor fysieke post geïntroduceerd, dat verder gaat dan reclamedrukwerk alleen. Ook huis-aan-huis kranten vallen eronder. Een gevaarlijke ontwikkeling voor uitgevers, de pers, vrijheid van meningsuiting en uitoefening van democratische rechten. Burgers dreigen verstoken te blijven van belangrijke informatie van bijvoorbeeld de gemeente.
Over Erik Timmermans
Ad blockers: ramp of zegen
De afgelopen weken was er nogal wat te doen over ad blockers; reclamewissers in ’t Nederlands. Zo’n ad blocker weert reclame tijdens het surfen op internet De commotie laaide op nadat Apple besloot ad blockers toe te staan in zijn browser ‘Safari’.
Ik wilde een ‘sluitend’ verhaal over ad blockers schrijven. Een blog is daarvoor niet het passende medium. Daarom geef ik hieronder commentaar bij recente artikelen over ad blockers en nog enkele, zoals Kees Fens dat noemde, ongekamde gedachten bij het onderwerp.
Ben Barokas zoekt naar oplossingen
Ben Barokas is de oprichter van Sourcepoint, en spreker op het aanstaande Digital Innovators’ Summit (DIS) dat van 20 tot en met 22 maart 2016 in Berlijn wordt gehouden. Op de website van DIS is het artikel ‘How an ex-Googler is hoping to solve ad blocking and other publishers conundrums’ te lezen. Sourcepoint zoekt het in een transparante uitwisseling van content en geld tussen lezers, uitgeverijen en adverteerders. In dat artikel schrijft hij onder meer: ‘The one choice that should not be available is to consume content without compensating the publisher’. Maar dat is nu precies zoals uitgeverijen hun lezers hebben opgevoed: de inkomsten uit de lezers- en adverteerdersmarkt zijn al decennia lang ernstig uit balans. Uitgeverijen hebben dat geweten en hebben die situatie bewust laten voortbestaan. De enkele uitgever die wees op het risico werd niet gehoord. Het is daarom naar mijn idee niet terecht om nu ineens ‘de bal’ bij de lezers neer te leggen.
De kurk waarop internet drijft zinkt
‘Reclame is de kurk waarop internet drijft’, lees ik in een artikel in de Volkskrant over ad blockers. Laat ik eens aannemen dat deze situatie vooral voor online media geldt. Dan ben ik bang dat ‘we’ al enige tijd aan het zinken zijn; we hebben het alleen nog niet in de gaten omdat iedereen naar de horizon tuurt (‘land in zicht!’) en niemand notie neemt van de averij die ‘onze’ kurk oploopt. Het zinken gaat maar heel langzaam, maar nu is dan het moment gekomen dat onze voeten nat worden.
Het drijfvermogen van de kurk wordt aangetast door twee elkaar versterkende fenomenen: de toename van het aantal online media en—als gevolg daarvan—de toename van het aantal online adverteerders (nodig voor het (mede)financieren van de online media). Dat is nog niet alles: naarmate er meer aanbieders (adverteerders) zijn bij een min of meer gelijkblijvend aantal prospects, zal het effect van advertenties afnemen; niet alleen het aantal prospects blijft min of meer gelijk, maar ook—en dat is even zo belangrijk—de hoeveelheid middelen (geld) die zij ter beschikking hebben. Vooral in kringen van online goeroes wil men nog wel eens aan deze wetmatigheden voorbij gaan. De, ogenschijnlijk, eenvoudigste manier om het afnemen van het reclame-effect te compenseren is ‘harder roepen’, resulterend in opdringerige, door de lezer ongewenste reclame.
Bakzeil gehaald bij rechters
De recente reacties van de advertentie- en uitgeefbranche op het doorstoten van ad blockers zijn daarom te begrijpen, maar missen elke realiteitszin. Eerder dan zich af te vragen waarom lezers ad blockers installeren, dreigt het Interactive Advertising Bureau (IAB) met rechtszaken tegen de producenten ervan. Dat een aantal Duitse uitgeverijen inmiddels nul op het rekest kreeg van de rechter heeft het IAB kennelijk ook niet bij zinnen gebracht. Deze uitgeverijen—waaronder het gerespecteerde Handelsblatt—wilden een verbod op ad blockers. Realiteitszin is er wel bij de bestuurder van de Nederlandse tak van het IAB; die zegt geen voorstander te zijn van rechtszaken.
Lezers pikken het niet
Diederik Ubels van MobPro debiteert in het Financieele Dagblad: “[dat er een balans moet worden gevonden] tussen advertenties die niet hyperirritant worden gevonden, maar toch opvallen”. Hyperirritant? Fijn! Daarnaast ook ‘gewoon’ irritante advertenties. Het toenemend—en inmiddels massale—gebruik van ad blockers rechtvaardigt de gedachte dat de meeste advertenties in één van deze categorieën moet worden ingedeeld. Dit besef komt rijkelijk te laat, en klinkt daarom hypocriet.
Tegengif helpt niet
Inmiddels is er ook software ontwikkelt die ad blockers onschadelijk maakt. De makers daarvan gaan er geheel aan voorbij dat niet het stukje software met de naam ‘ad blocker’ het probleem is, maar de consument die de ad blocker installeert. Daarmee is een ad blocker ontstaan van vlees en bloed, met hersenen!
De organisatie van het auteursrecht
Een tijdje terug stuitte ik in een artikel op de naam ‘Lira’. Lira? De naam kende ik uit het verleden, maar ik kon het niet meer goed plaatsen. Had het met leesbevordering te maken of zou ik het in de hoek van het auteursrecht moeten zoeken? Google bracht uitsluitsel: Lira heet voluit: Stichting Literaire Rechten Auteurs. Het is de auteursrechtorganisatie voor schrijvers en vertalers in de ruime zin van deze woorden. Lira zorgt ervoor dat zij vergoedingen ontvangen voor het (her)gebruik van hun werk.
Vervolgens viel mijn oog op een op mijn bureau slingerende factuur van de Stichting Reprorecht; die moet ik nodig eens opbergen in de ordner waar de boekhouding in zit. In een periode van een paar minuten kwamen er twee auteursrechtorganisaties aan mij voorbij en ik realiseerde mij dat er nog veel meer ‘clubs’ bestaan op het gebied van het auteursrecht. Ik vroeg mij af of er een ‘allesomvattend’ overzicht zou bestaan van al die organisaties. Dat zou immers een handige tool kunnen zijn voor de lezers van dit blog.
Overzicht
Een e-mail aan het Nederlands Uitgeversverbond (verder: NUV) is bij dit soort vragen altijd een goede eerste stap. Per kerende mail kwam er een link naar de betreffende pagina op de NUV-website. Mooi zo, het NUV had kennelijk zijn ‘verantwoordelijkheid’ genomen. Bij nadere bestudering van het overzicht viel mij op dat een verdere indeling van alle gepresenteerde organisaties geen kwaad zou kunnen. Ook viel mij op dat niet alle genoemde organisaties evenveel met auteursrecht van doen hebben. Wat te denken van de Koninklijke Bibliotheek (verder: KB) in dit overzicht? Er zal zeker een verband zijn tussen de KB en het auteursrecht, daar twijfel ik niet aan, maar het gaat mij te ver om de KB een auteursrechtorganisatie te noemen. Gelukkig stonden de ‘pure’ auteursrechtorganisaties—voor welke auteursrecht de core business is— er ook tussen. Ik legde mijn voornemen het overzicht tot een afbeelding—een infographic—terug te brengen aan het NUV voor. Daarop werd positief gereageerd: het was geen probleem als ik de teksten van de website zou ‘kopiëren en plakken’ in mijn infographic. Het resultaat van die arbeid is een interactieve InDesign-document. Op de pagina ‘Winkel’ vindt u een gratis link naar het document.
Interactieve pdf
Leuk speelgoed zo’n interactief document. Al spelend bekroop mij echter het gevoel dat ik nog niet klaar ben. Auteursrecht kent veel meer facetten dan alleen het—allesomvattende?—overzicht. Het NUV wees mij er al op dat er onderscheid gemaakt zou kunnen worden tussen collectieve beheerorganisaties en incasso-organisaties. En over incasso gesproken: hoe zit het eigenlijk met de geldstromen? Hoe zorgt een kleine of grote uitgeverij, een auteur, een fotograaf of een componist ervoor dat hij zijn rechtmatig deel krijgt? Er is dus nog laken voor de schaar. Het interactieve document zal daarom ‘meegroeien’ met het naar verloop van tijd toenemend door- en inzicht. Voor dit moment hoop ik dat het interactieve document ook u aan het denken zet.
Eric Ravestijn
Het interactieve document kan bekeken worden door onder de pagina ‘Winkel’ op de link te klikken in het artikel ‘Overzicht auteursrechtorganisaties’.
Overzicht auteursrechtorganisaties
Auteursrechtorganisaties 1.0
De link brengt u naar het publicatieplatform van Adobe. Alhoewel u het document daar—met alle interactiviteit werkend—kunt bekijken, kunt u het bestand niet downloaden naar de harde schijf van uw computer. Wilt u een interactieve pdf ontvangen, stuur dan een e-mail naar [email protected].
Geboren: de herinnering aan Henk Verwoert (1952-2015)
‘De geboorte van een herinnering’, was het thema dat Henk Verwoert gaf aan zijn uitvaart op 20 juli jl. Na afloop beschuiten met muisjes—blauwe en roze.
Henk Verwoert had vele kwaliteiten. Het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) en zijn rechtsvoorganger de NOTU deden nooit tevergeefs een beroep op zijn ‘bestuurskundigheid’. De toenmalige Afdeling/Groep Vaktijdschriften vond in hem een gedreven bestuurder—en later een voorzitter—die pal stond voor de belangen van de kleinere vaktijdschriftuitgeverij. Henk was daarnaast actief in vele commissies en besturen die het belang van ook andere soorten uitgeverijen dienen. Jarenlang was hij lid van de Distributiecommissie die, onder meer, overleg voert en onderhandelt met de aanbieders van postdiensten. Meer dan een decennium lang was hij een vaste waarde in de onderhandelingsdelegatie voor de CAO voor Vaktijdschriftjournalisten. Medebestuurders herinneren zich zijn beleidsmatige inbreng, zijn serieuze aanpak, zijn kennis van vergaderstukken èn zijn humor.
Henks hoogtijdagen in het uitgeefvak zijn onlosmakelijk verbonden met Uitgeverij Compres in Leiden waarvan hij directeur was. Alhoewel gepokt en gemazeld met papieren uitgeefproducten, was het zijn uitgeverij die als één van de eersten een web portal lanceerde: Graphic Hall. Henk was er trots op dat met zijn team gerealiseerd te hebben in een tijd waarin vele collega-uitgeverijen—ook de grotere—nog stoeiden met een eenvoudige website.
Eric Ravestijn
oud-secretaris Afdeling/Groep Vaktijdschriften
Klanten Sdu staan voor een gesloten loket
Wie over kennisintensieve onderwerpen schrijft—bijvoorbeeld het Nederlandse belastingstelsel—kent de feiten, de dwarsverbanden en zijpaadjes en weet waar de valkuilen liggen. Zonder die kennis is het niet mogelijk een serieuze aanbieder van content over zo’n onderwerp te zijn. Een aantal uitgeverijen is erin geslaagd een stap verder te gaan dan het aanleveren van content: zij bouwden een software-schil rond de content die zij leveren. Die uitgeverijen leveren content en software aan de afnemers/gebruikers van hun uitgeefproducten; ik gebruik hier het woord ‘afnemers’ omdat ‘lezers’ de lading niet meer dekt. Daarmee druk ik ook uit dat de relatie tussen de uitgever en de afnemer is veranderd. De software van de uitgever is—in het gunstigste geval—een onmisbaar gereedschap/een tool geworden in het primaire proces van de afnemer. Een hechtere band—met alle commerciële mogelijkheden van dien—is het gevolg. Uitgeverijen die handig omgaan met die hechtere band krijgen meer inzicht in de wensen van hun afnemers en kunnen met dat inzicht hun tools nog beter afstemmen op de behoeftes van de klanten. Er komt in dat zichzelf herhalend proces een moment waarop de afstemming van de software op de wensen van de klant commercieel interessanter wordt dan de content zelf; op dat moment kan de content bij een derde partij/uitgever ingekocht worden. De uitgeverij is dan software-leverancier geworden met een steeds steviger positie in het primaire proces van de afnemer. Wolters Kluwer is daarin—onder leiding van Nancy McKinstry—zeer succesvol. Ook andere uitgeverijen, waaronder ReLex (Elsevier) en Sdu Uitgevers, bewandelen deze weg met succes. Overigens maken de genoemde uitgeverijen ook nog steeds klassieke (digitale) uitgeefproducten. Tot zover het goede nieuws.
Sdu Belasting Office
In het ‘slechte’ nieuws speelt Sdu Uitgevers (verder: Sdu) een belangrijke rol. Begin juli bracht deze uitgeverij naar buiten per 2016 te zullen stoppen met Sdu Belasting Office (SBO), software voor de fiscale aangifte, vooral in gebruik bij accountantskantoren. De aangifte over 2015 zal in 2016 niet met SBO kunnen worden gedaan Bij die beslissing van de uitgeverij heeft meegespeeld dat de software—naar de eisen van deze tijd, of, zo men wil, naar de waan van de dag—zou moeten migreren van de Windows- naar de cloud-versie. Anders gezegd: Sdu vindt dat het platform waarop SBO draait de grenzen van technologische houdbaarheid nadert.
Voorzover mij bekend zijn er maar een handjevol leveranciers van deze specifieke software. De ongelukkige samenloop van omstandigheden—buiten de invloedsfeer van Sdu—doet zich voor, dat ook een andere aanbieder van een soortgelijk product zijn twee bestaande softwarelijnen vervangt door één nieuwe. Dan ‘zijn de rapen gaar’: op het blog van ‘Accountancy van Morgen’ wordt gesproken van ‘crisisoverleg’ met SRA, een netwerkorganisatie van 370 zelfstandige accountantskantoren met 900 vestigingen in Nederland. In het blog staat: “in dit najaar moeten enkele duizenden kantoren met miljoenen aangiftes (gedwongen) migreren naar een nieuw pakket”.
Zwartepieten kent geen winnaars
Ik belde met Sdu om hun versie van het verhaal uit de eerste hand te horen en kreeg keurig houtsnijdende antwoorden op mijn vragen. Sdu heeft aangegeven er alles aan te doen om de ‘gedupeerden’ te helpen, maar blijft bij het standpunt dat er geen software komt voor de aangifte over 2015. Het zwartepieten begint: op het blog Accountancy van Morgen heet het: “Zij [de softwareleveranciers/uitgeverij; ER] behandelen het als een technisch probleem en niet als een verandertraject met alle complexiteit die daarbij komt kijken”. Eerder stelde de auteur van het blog al: “… dat de softwareleveranciers hier veel te lichtvaardig tegenaan kijken”.
Hoe reëel het is dat de SBO-afnemers van hun toeleverancier verwachten dat hij, ongeacht de marktomstandigheden, door gaat met serviceverlening? Hadden de accountants zelf moeten inzien dat het aantal aanbieders van de software tot een onverantwoord laag aantal was geslonken en dat dat hen kwetsbaar maakt? Had Sdu eerder moeten bedenken dat de ICT-ontwikkelingen—migratie naar de cloud—vroeg of laat ook hun producten zou raken? Heeft een uitgeverij van de omvang van Sdu iemand in dienst die dit soort ontwikkelingen volgt en daarover rapporteert? Hoe naïef is het van de accountants om te denken dat financiële motieven geen rol spelen bij toeleveranciers?
Allemaal vragen waarop ik de antwoorden niet heb, maar die wèl van belang zijn voor uitgeverijen die andere producten willen leveren dan de klassieke uitgeefproducten.
Kassa: € 30 miljoen bespaard
Kort geleden werd het Papiervezelconvenant tussen de Stichting Papier Recycling Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor de vijfde maal verlengd. Dit convenant treedt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 in werking tot 31 december 2018. Het papiervezelconvenant bespaart uitgeverijen op jaarbasis dertig miljoen euro. Eric Ravestijn vraagt Erik Timmermans, directeur van de Stichting Informatiecentrum Papier en Karton, uit te leggen hoe die besparing gerealiseerd wordt.
Om maar direct met de deur in huis te vallen: hoe zit dat met die besparing van dertig miljoen euro op jaarbasis?
Timmermans: “Die 30 miljoen euro is het verschil tussen een gezamenlijk gedragen verantwoordelijkheid—uitgewerkt in het papiervezelconvenant—en een systeem waarbij sprake is van een permanente afvalbeheerbijdrage zoals die geldt voor papieren en kartonnen verpakkingen. Zou zo’n afvalbeheerbijdrage ook voor grafische producten gelden, dan zouden de jaarlijkse kosten voor de branche ruim 30 miljoen euro bedragen.”
Geldt die besparing ook voor kleinere uitgeverijen?
Timmermans: “Jazeker. Bij een permanente afvalbeheerbijdrage zouden ook kleinere uitgeverijen daaraan—naar rato—moeten bijdragen. Ook zij hebben dus baat bij het Papiervezelconvenant.”
Op welk deel van de afvalstroom van papier en karton heeft het Papiervezelconvenant betrekking?
Timmermans: “Het Papiervezelconvenant heeft betrekking op een deel van die afvalstroom. Ten eerste is het convenant beperkt tot het huishoudelijke papieren afval. Ten tweede gaat het alleen om niet-verpakkingen. Het gaat om grafische producten zoals tijdschriften, kranten, folders; producten van grote en kleinere uitgeverijen. Ook hygiënepapier zoals tissues en keukenrolpapier, en andere producten vallen onder de huishoudelijke niet-verpakkingen.“
Wat moet ik me voorstellen bij ‘andere producten’?
Timmermans: “Gebruiksaanwijzingen van allerlei producten bijvoorbeeld; maar ook bordspellen, bakpapier, kassabonnen, bierviltjes, et cetera. We realiseren ons nauwelijks hoeveel papier we dagelijks gebruiken.”
Hoeveel is er na deze beperkingen nog over van de totale papieren huishoudelijke afvalstroom?
Timmermans: “De stroom—ingezameld en gerecycled—papier en karton uit huishoudens bestaat voor ongeveer driekwart uit niet-verpakkingen en voor ongeveer een kwart uit verpakkingen van papier en karton. Het aandeel niet-verpakkingen is dus aanmerkelijk groter.”
Wat is het doel van het papiervezelconvenant?
Timmermans: “Het doel is om de inzameling en het hergebruik van oud papier te stimuleren en continu—onder alle omstandigheden—op een zo hoog mogelijk niveau te houden.”
Je zei net ‘onder alle omstandigheden’. Waarom die toevoeging?
Papier inzamelen is doorgaans een lucratieve bezigheid. Oud papier is geld waard; de waarde wordt bepaald—net als bij andere producten—door vraag en aanbod. Circa een derde van ons ingezameld oud papier wordt geëxporteerd. Die export zorgt mede voor een hogere oud papierprijs. De inzameling is van groot belang. Zo heeft ruim 80 procent van het in Nederland gemaakte nieuwe papier en karton oud papier als grondstof. Als de prijs van oud papier te laag is, kan de inzameling ervan in gevaar komen. De opbrengstprijs is dan niet hoog genoeg om de kosten van inzameling te dekken. Naast het milieu zouden vele bedrijfstakken en gemeenten hier schade van ondervinden.
Dit gevaar werd erkend door de papierketen en daarom werd in 1998 PRN opgericht: een collectieve uitvoeringsorganisatie van het privaat-publieke inzamel- en herverwerkingssysteem van papier en karton.”
Het papiervezelconvenant is een afspraak tussen de Stichting Papier Recycling Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Op welke wijze dragen zij bij aan het verwezenlijken van de doelstelling?
Timmermans: “De inzameling bij huishoudens is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Zij bepalen of, en hoe, verenigingen, (sport)clubs, scholen en kerken—al dan niet in samenwerking met professionele oud papierondernemingen—het oud papier inzamelen. Gemeenten zorgen ervoor dat wij ons oud papier en karton eenvoudig kunnen inleveren.
Stichting Papier Recycling Nederland (verder: PRN) monitort maandelijks de ingezamelde tonnen oud papier bij de aangesloten gemeenten en oud papierondernemingen. PRN rapporteert de resultaten van de monitor jaarlijks aan het ministerie van Infrastructuur & Milieu. De taken van PRN liggen vast in het Papiervezelconvenant.”
Hoe zorgt PRN ervoor dat de prijs van oud papier op peil blijft?
Timmermans: “Het PRN-systeem bevat twee belangrijke instrumenten: een afnamegarantie en een afzetgarantieprijs.
De Nederlandse papier- en kartonindustrie heeft in een overeenkomst met PRN vastgelegd dat zij in tijden van permanente lage internationale marktprijzen voor oud papier, het ingezamelde oud papier uit huishoudens en bedrijven zal afnemen. Het gevolg van deze afnamegarantie is dat oud papierondernemingen—verenigd in de Federatie Nederlandse Oudpapier Industrie (FNOI)—en gemeenten hun werkzaamheden onder alle omstandigheden kunnen voortzetten. De papierkringloop is met de afnamegarantie aan de basis geborgd. Voorts is een afzetgarantieprijs afgesproken voor oud papier. De afzetgarantieprijs zorgt ervoor dat oud papierondernemingen en gemeenten blijven inzamelen en verwerken, ook als de marktprijs van oud papier (te) laag is en deze de kosten van inzameling en verwerking niet meer dekt. In dat geval is sprake van een deficit. Het verschil tussen de marktprijs en de gegarandeerde prijs wordt in geval van een deficit betaald uit een fonds dat wordt gevuld door de PRN-partners die papieren en kartonnen producten—niet zijnde verpakkingen—op de markt brengen, zoals uitgeverijen en drukkerijen. Zij betalen op basis van het papier/kartongewicht van hun producten een bijdrage aan het fonds. De laatste keer dat het fonds van PRN voor een deficit geopend werd, was in 2009. Uit het fonds wordt naast het deficit ook het bureau van PRN (3 fte) bekostigd. Voor die systeemkosten wordt een maal per convenantperiode een heffing gedaan, wederom bij de ketenpartijen die papieren en kartonnen producten – niet zijnde verpakkingen – op de markt brengen.
Uitgeverijen betalen dus wèl!
Timmermans: “Ja. Voor de situatie waarin sprake is van een deficit geldt dat een heffing plaatsvindt. Zoals ik zei was de laatste maal dat er een beroep gedaan moest worden op het fonds voor een deficit in 2009. Een permanente afvalbeheerbijdrage zou jaarlijks veel meer kosten met zich meebrengen.
Het PRN-systeem is een solide vorm van samenwerking, die efficiënt, tegen relatief lage kosten en met beperkte administratieve lasten werkt. Het resultaat is dat Nederland al jaren in de wereldtop staat op het gebied van papierrecycling!”
Nederlandse Mediation
Vakinformatie in oorlogstijd
Op YouTube zijn vier videos te vinden die samen de documentaire ‘Meneer Kees & Meneer Henk—Misset in oorlogstijd’ vormen. De documentaire laat zien hoe Kees en Henk Misset hun Uitgeversmaatschappij C. Misset door de oorlog loodsten. Henk Misset overlijdt in september 1945 aan difterie. Kees Misset wordt in april 1945—Doetinchem is dan al bevrijd—opgepakt en gevangen gezet. Hem wordt collaboratie met de bezetter ten laste gelegd. In november 1946 legt de rechter hem een beroepsverbod op van zeven jaar, te rekenen vanaf 5 mei 1945. Kees Misset overlijdt in februari 1947 aan de gevolgen van een hersenbloeding.
Ik beveel deze videos van harte aan. Zij geven een goed beeld van een uitgeverij van vakinformatie (en dagblad De Graafschap-bode) in oorlogstijd.
Nieuwe generatie auteurs vraagt om duurzame boeken
Schrijfster Eline Rosenhart (21) presenteerde op 3 maart 2015 haar nieuwste historische roman ‘Ik zal verborgen zijn’. Het is een bijzonder boek, zowel qua inhoud als qua verschijningsvorm. De auteur eiste nadrukkelijk van de uitgever dat het boek duurzaam geproduceerd zou worden.
Ik zal verborgen zijn is een boek met meerdere verhaallijnen. Centraal staan twee Joodse vrouwen met dezelfde naam, die strijden voor een volk dat wordt bedreigd in zijn bestaan. De ene Hadassah vlucht na de Kristallnacht (1938) vanuit Duitsland naar Nederland en raakt betrokken bij het verzet. De andere Hadassah leeft in het oude Perzië en wordt koningin. Ook zij riskeert haar leven voor haar volk. Onderwerpen als antisemitisme, ‘mensch’ zijn, bovenmenselijke moed en een God die zich verbergt, komen uitgebreid aan de orde. Tot zover voor wat de inhoud van het boek betreft.
Nieuwe doelgroepen
‘Alweer een nieuw blad’, zult u wellicht op het eerste gezicht zeggen. Dat lees ik in het redactioneel van het eerste nummer van Landbouwmechanisatie. 64 jaar later opent hoofdredacteur Herman Suichies het eerste editorial van MedZ met: ‘Alweer een nieuw medisch blad’, hoor ik u denken. Beide redacties lijken zich haast te verontschuldigen voor het resultaat van hun arbeid: zij vonden een nieuwe doelgroep en publiceerden vervolgens vakinformatie voor die doelgroep.
Nieuwe doelgroepen:
Landbouwmechanisatie, MedZ en
Tijdschrift voor Curatoren
Binnenlands Bestuur: Trendsettende restyling
Een restyling. Daarvan heb ik al heel wat resultaten mogen zien. Vandaag krijg ik het gerestylde Binnenlands Bestuur in handen, tegenwoordig een uitgave van de Sijthoff Media Groep. Ik zoek naar de datum op de cover en daar staat toch echt ‘februari 2015’. Waarom ziet dit vaktijdschrift er dan niet uit als ‘2015’? Op de cover een zwart-witfoto van Rob van Gijzel, de burgemeester van Eindhoven, met daarboven de masthead in steunkleur. De masthead vermeld voluit, in groene kapitalen met schreef, over twee regels, ‘Binnenlands Bestuur’. Daar weer boven, tegen de bovenrand, drie ankeilers van belangrijke artikelen in het tijdschrift. “Wat is dit”, denk ik als ik voorbij de eerste drie advertentiepagina’s ben. Ik kijk dan naar het redactioneel en het colofon, weer op een pagina die oogt als ‘zwart-wit met steunkleur’. De foto van de redacteur die het redactioneel voor haar rekening neemt op zeer bescheiden formaat.
De cartoon op pagina negen is de eerste illustratie die wat groter uitvalt; wel een halve pagina! Ah, daar is Rob van Gijzel weer, maar dit keer een kleurenfoto op een hele pagina─maar niet aflopend. De foto wordt ook nog aangesneden door zijn CV. De foto is dezelfde als van de voorpagina. Waarom dan de kleurenversie van deze foto niet op de cover gebruikt? Ik bekijk de cover nog eens, en zie dat het geen zwart-witfoto is, maar een duotone die de foto en de masthead door kleur verbindt. Het artikel over Van Gijzel heeft een stevige kop in schreefloze kapitalen. Wat ook opvalt is de haast zichtbare grid op alle pagina’s. Maar het grid is geen keurslijf, gelet op de verscheidenheid aan pagina’s. Als lezer zul je niet snel verdwalen in de artikelen of in het gehele tijdschrift. Dat komt mede door de ver doorgevoerde visuele inkadering van artikelen.
Uitgever speelt grote rol bij verduurzaming tijdschrift
Zo is onlangs een project ‘Duurzaam Boek’ afgerond. Daaruit bleek onder andere dat duurzaamheid en efficiency hand in hand kunnen gaan. Voor ondernemers een belangrijk gegeven. De efficiency vloeide met name voort uit de samenwerking in de productie keten.
In het verlengde hiervan heeft een groep ‘stakeholders’ besloten een project ‘Duurzaam Tijdschrift’ te initiëren. De groep bestaat uit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Nederlandse papier- en kartonindustrie (VNP), de uitgeverij Industrielinqs pers en platform en papierenkarton.nl.
Verkoop Automatisering Gids: BIM Media in delen verkocht
Bim Media—de dochter van Sdu Uitgevers waarin alle niet tot de kernactiviteiten (van de Franse moeder Éditions Lefebvre Sarrut) behorende uitgeefactiviteiten zijn ondergebracht—zal waarschijnlijk in delen verkocht worden. Dat mag worden afgeleid uit de recente verkoop van Automatisering Gids—één van de ‘kroonjuwelen’ van BIM Media— aan de Sijthoff Media Groep.
Andere sterke merken van BIM Media zijn: Cobouw, De Architect en Vastgoedmarkt. Op de onderwijs- en managementmarkt is de imprint Academic Service een belangrijke speler. In totaal huisvest de uitgeverij ongeveer veertien multimediale titels/merken.
Lang werd gehoopt dat de uitgeverij in zijn geheel verkocht zou kunnen worden. Dat na twee jaar zoeken—Éditions Lefebvre Sarrut nam begin 2013 de aandelen Sdu Uitgevers over van AAC Capital Partners en Allianz Capital Partners—geen koper gevonden is mag niet verbazen; afgezien van het ongunstige economische tij en de veranderde focus van de grote (Nederlandse) uitgeefconcerns, is de omvang van BIM Media voor Nederlandse begrippen fors te noemen. De combinatie van deze factoren maakt het aantal overnamekandidaten praktisch nihil. Sijthoff zal daarom in financiële zin een uitstekende deal met BIM media gesloten hebben.
Kansen voor kleinere uitgeverijen
De genoemde sterke merken—en hun makers—zullen waarschijnlijk snel een nieuw onderdak vinden.
Ook lijkt het aannemelijk dat een aantal kleinere titels door middel van buy outs verzelfstandigd zal worden. Daarmee zullen nieuwe, kleine uitgeverijen ontstaan die nieuwe werkgelegenheid creëren. Makers die altijd al ‘dichter op het vuur wilden zitten’ dan bij een grote uitgeverij mogelijk is, grijpen daarom deze gelegenheid aan om hun wens in vervulling te laten gaan.
Eind van dit jaar zal BIM Media uit het medialandschap verdwenen zijn, zo is de verwachting.
Eric Ravestijn
LinkedIn
Een eerder blog over BIM Media (“BIM Media: hapklare brok, maar voor wie?”) verscheen in juli 2013, vlak na de oprichting van de uitgeverij.
Als de tijd voor verandering komt; Early Warning System ‘Verzelfstandigen’
In september van het vorige jaar verzelfstandigde het vaktijdschrift Varkens—sinds 1935, toen het gelanceerd werd als ledenblad van de vereniging het Nederlands Varkensstamboek. Verzelfstandiging wil in dit geval zeggen: eigenaar/uitgeverij de Coöperatie Pigture Group bood de hoofdredacteur de mogelijkheid het blad voor eigen rekening en risico—neem ik aan—voort te zetten.
Zij mag nu de concurrentie voortzetten met de foliouitgaven Pig Business van uitgeverij Agrio, en Varkenshouderij (vakdeel van Boerderij) van Reed Business. In digitale vorm is er ook nog VarkensNET van AgriConnect, een initiatief van Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) Noord en de Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB).
Het bericht trok mijn aandacht. Wat ik me afvroeg is hoe zo’n verzelfstandiging zich voltrekt; wat gaat eraan vooraf; welke signalen duiden op een verminderde belangstelling vanuit het overkoepelende bedrijf voor het vaktijdschrift waaraan jij met hart en ziel werkt? Ik zou daarvan een checklist willen maken.
“De snel veranderende ontwikkelingen in informatievoorziening en de rol die media daarin kunnen spelen vragen naast feeling met de branche om specialistische kennis van het uitgeefvak, media, strategieën en businessmodellen. Dit behoort niet tot de core-business van Coöperatie Pigture Group”, heet het in de nieuwsberichten rond de overname. Een prachtige volzin.