Uitgevers moeten het hebben van mensen die graag lezen. Toch zijn er veel mensen die liever luisteren. Een beroemd verhaal over dit verschil is het volgende.
De Amerikaanse vijfsterrengeneraal Dwight D. Eisenhower was in de Tweede Wereldoorlog (1942-1945) opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten die in Europa tegen nazi-Duitsland vochten. Hij was toen niet alleen een succesvol legerleider, maar ook befaamd om zijn glasheldere antwoorden op vragen van journalisten bij persconferenties.
Maar van die reputatie bleef niets over toen hij in 1953 president van Amerika werd; bij persconferenties leken zijn antwoorden nergens naar. Wat bleek? In de oorlog bepaalde hij als generaal dat journalisten twee uur vóór de persconferentie hun vragen schriftelijk moesten inleveren. De antwoorden daarop liet hij uitwerken door zijn staf, en het resultaat las hij een kwartier voor de persconferentie begon. Prima antwoorden dus. Maar later als president kon hij niet meer van journalisten eisen hun vragen vooraf in te leveren. ‘U hoort ’t wel, meneer de president’. Nou, hij hoorde de vragen niet eens! Onderzoek naar de oorzaak wees uit: Eisenhower was geen goede luisteraar, wel een goede lezer. Andere conclusies van dat onderzoek waren: weinig mensen weten van zichzelf of ze beter kunnen luisteren dan lezen of omgekeerd, en ook maar weinig mensen kunnen én goed luisteren én goed lezen. Dat heeft te maken met het feit dat ieder mens een eigen, genetisch bepaalde, mix van zintuiglijke gevoeligheden heeft.
Hoe neem je jouw ‘werkelijkheid’ waar?
Ben je vooral visueel ingesteld? Dan ben je gevoelig voor de beelden die je maakt van de wereld, van mensen en hun gedragingen, voor de kleur en helderheid van die beelden, afstanden, diepten enzovoort. Dan zegt een plaatje je meer dan duizend woorden. Dan kijk je ook met je geestesoog naar de beelden die je hebt van jezelf, situaties, ervaringen, herinneringen, voornemens, plannen, structuren. ‘Dit ziet er wel mooi uit,’ vind je dan.
Of ga je meer op je gehoor af? Dan ben je gevoelig voor nuances in geluiden en stemmen, hoe hard en hoog en warm of kil die zijn, en of die harmonisch klinken – met andere klanken in je omgeving – of niet. Dan is de ‘toon van de muziek’, in een gesprek bijvoorbeeld, voor jou belangrijk. ‘Dit klinkt wel goed,’ zeg je dan.
Of zijn je andere zintuigen gevoeliger: ruiken, proeven, voelen van warmte, kou, vocht, droogte, vorm, beweging, druk, pijn, emoties? Dan ben je meer een gevoelsmens. ‘Dit voelt prima,’ merk je dan.
Van waarnemen naar communiceren
Voor iedereen is die mix van zintuiglijke gevoeligheden anders. Dus ook hoe mensen bij voorkeur communiceren. Gevoelsmensen bijvoorbeeld hebben wat vaker de neiging hun hand op iemands arm te leggen dan iemand die niet zo van fysieke contacten houdt. Als je merkt dat er aan je eigen communicatie wel het een en ander valt te verbeteren, is het handig te beseffen hoe je zelf bij voorkeur communiceert en welk effect je stemming en je conditie daarop hebben. Als je rustig en tevreden bent, (re)ageer je doorgaans anders dan wanneer je boos of verontwaardigd bent, of moe, of ziek. Verder is het belangrijk dat je je gesprekspartner zo goed kent dat je weet of vermoedt hoe die communiceert, wat hij of zij weet, begrijpt en van belang vindt over het gespreksonderwerp en vervolgens hoe je daar op kunt aansluiten. Je neemt nieuwe informatie immers pas op als je je daarvoor openstelt en als die aansluit bij wat je herkent.
Fawlty Towers: Basil gives Manuel a language lesson
Henk van ’t Klooster