De eerder op deze plek gestelde vraag ‘Waar ligt het optimum tussen regelen en vrij laten met voldoende verantwoordelijkheden?‘ is volgens mij een kernpunt van leiderschap.
Daarover heb ik een boek geschreven: ‘Klein boek over leiderschap‘ (Thema, 2006, tweede editie), waarin een honderdtal samenvattingen van kernpunten.
Hieronder zeven van die punten.
1. Leiding geven aan mensen is altijd een mix van richting geven en ruimte geven. En wel in een verhouding die voor iedereen anders is en die per mens ook in de tijd verandert. Mensen veranderen namelijk. Ga jezelf maar na.
2. Geef je vertrouwen aan de mensen die je leidt, dan krijg je van je mensen ook vertrouwen. Het gaat echt op: wat je geeft, krijg je terug.
Als je bijvoorbeeld delegeert, delegeer dan taken, verantwoordelijkheden èn bijbehorende bevoegdheden. Anders geef je blijk van te weinig vertrouwen.
En je weet wat je dan terugkrijgt.
3. Als leider geef je het voorbeeld en of dat voorbeeld nu goed of slecht is, het heeft invloed op de mensen die je leidt. Wij weten dat al vanaf onze kindertijd.
Als leidinggevende dien je je dan ook voortdurend bewust te zijn van je gedrag en vooral van wat en hoe je communiceert. Dat geldt voor de woorden die je gebruikt, de kalmte of stress die je laat merken en het enthousiasme dat je uitstraalt, of niet.
Het geldt ook voor wat je aan openheid, respect, toewijding, visie, vastberadenheid, verdraagzaamheid, moed en mededogen aan de dag legt.
Maar bovenal gaat het om de integriteit en betrouwbaarheid die uit je gedrag blijken.
4. Als mensen je een ‘goede leider’ noemen,
* ben je in staat jezelf te leiden;
* heb je getoond productief te kunnen samenwerken;
* heb je geleerd effectief te communiceren;
* ben je bereid medeverantwoordelijkheid te dragen voor de prestaties, het welzijn en de persoonlijke groei van ‘je mensen’;
* laat je je mensen scoren, in plaats van zelf te willen scoren;
* laat je merken dat je je mensen waardeert;
* houd je van de mensen die je leidt.
5. Natuurlijk heb je als leider een visie op de ontwikkelingen van je werkterrein, van je klanten en van hun vraag naar producten en diensten van jouw organisatie.
Je visie houdt ook in dat je ziet wat die ontwikkelingen betekenen voor nieuwe kansen en uitdagingen van jouw groep, en de richting waarin die gevonden kunnen worden.
Maar daar heb je weinig aan, als je je visie niet helder kunt verwoorden en in maximaal vijf minuten zo enthousiast kunt overbrengen, dat die visie wordt begrepen, gedeeld en doorgegeven. In de eerste plaats door de mensen die jij leidt.
6. Wanneer een leider ‘zijn positie’ wordt is hij ‘zichzelf’ niet meer.
Hij is zich dan niet meer bewust hoe zijn handelingen mensen in andere posities (kunnen) raken.
Een directeur bijvoorbeeld, die vindt dat hij geen fouten mag maken en vervolgens meent dat hij geen fouten maakt. Als gevolg daarvan heeft zo’n leider de neiging, zodra er problemen komen, anderen de schuld te geven. Dan worden de spelers in de andere posities, of zelfs de klanten, ‘de vijand’.
Dat is een zorgelijke situatie. Want vrijwel alle mensen voor wie en met wie je (samen)werkt, kun je beschouwen als je klanten. En die verlies je dan.
En waar ben je nou zonder je klanten?
7. De wijze leider
* leidt zonder te heersen of te dwingen,
* is dienend, ontvankelijk en buigzaam,
* weet en voelt hoe dingen gebeuren,
* is open voor wat er in de groep gebeurt,
* stimuleert de creativiteit van anderen,
* handelt met respect, tact en mededogen,
* neemt en geeft tijd om te reflecteren.
Aldus Lao-Tse, zo’n vijfentwintighonderd jaar geleden.
Als hedendaagse leider doe je er goed aan, je deze eeuwenoude wijsheid regelmatig voor te houden.
Henk van ’t Klooster,
Vithaka : Advisering en coaching van leidinggevenden bij organisatie- en loopbaanontwikkeling
‘Klein boek over leiderschap’ http://bit.ly/1JtDSFu